Begin maart 2017
Mijn zoon zit sinds een paar dagen in
een rolstoel, het lopen gaat heel moeizaam. Zijn vriendin duwt hem nu
door de gang van het ziekenhuis. We duwen om de beurt want die
rolstoel gaat heel zwaar. We gaan met z'n vieren in de wachtruimte
zitten en nemen koffie uit een automaat. Het wachten is op de
neurochirurg die ons straks de uitslag van het onderzoek gaat
vertellen.
Tussen hoop en vrees
Mijn zoon is de hele tijd
positief, vrolijk en opgewekt. Zelf vind ik het, net als zijn
vriendin en mijn man enorm spannend. Maar we hebben wel praatjes en
grapjes onderling. Ik hoop op een zo gunstig mogelijke uitslag en ook
dat er dan een goede behandeling mogelijk is. De chirurg loopt een
paar keer langs in de gang. Ik kan niet zeggen dat ik zijn blik en
houding hoopvol vind overkomen. Even later komt een verpleegkundig
consulent vertellen dat zij zo meteen ook even bij het gesprek
aanwezig zal zijn. Mm, denk ik, dat is niet voor niets en voel een
knijp in mijn maag. De arts loopt weer langs en zegt dat wij nog heel
even moeten wachten dat hij ons zo komt ophalen. Mijn zoon zegt
opgewekt tegen hem: “aaah, en dan gaat u mij straks zeker vertellen
hoe u mij weer beter kan maken, hĂȘ?” De arts geeft daarop geen
antwoord en blijft heel serieus kijken. Hij zegt nogmaals “ik kom
jullie zo ophalen en dan gaan wij praten.”
Intens verdrietig
Eenmaal in de spreekkamer duurt het
niet lang voor het hoge woord er uit is. Mijn zoon heeft
hersenkanker. Het is een zeldzame hersentumor die niet vaak voorkomt
en al helemaal niet bij jonge mannen. Het is een Astrocytoom Wildtype, een mutatie. De arts schrijft het
op een briefje en schuift dit naar mijn zoon toe. Hij zegt: “Ik zie
je deze keer in een rolstoel zitten, die blijft!” Mijn zoon vraagt
of hij weer gitaar zal kunnen spelen. De arts zegt "nee, ook dat kan
nooit meer!" Op dit moment breekt mijn zoon. Zijn wereld stort finaal in! Zijn vriendin huilt en slaat de armen
om mijn zoon. Dit is een verschrikkelijke nachtmerrie. Ik wil mijn
zoon troosten, maar kan niets zeggen of doen om dit te verzachten. Machteloos! Hij
en zijn vriendin huilen bij elkaar. Mijn hand is op zijn knie. Het
lijkt alsof ik bevries maar binnenin kolkt en raast alles. Het is zo
onwerkelijk en bizar, maar ik ben me er wel degelijk van bewust dat
dit de harde en wrede werkelijkheid is. Verschrikkelijk en zo intens
verdrietig!
Stop maar...
De arts gaat verder, hij zegt dat de
prognose slecht is en... “Stop maar!”, zegt mijn zoon en steekt zijn hand omhoog. "De rest hou je
maar voor je, en ik heb hier helemaal geen zin in!” Hij zegt ook: “Ik hoef niet te weten hoe lang ik nog te leven heb en of dat
misschien nog vijf of tien jaar is. Ik wil gewoon leven!, net als
ieder ander. Jij wilt toch ook niet weten of volgende week,
volgend jaar of bijvoorbeeld morgen je tijd gekomen is?” Wij hebben nog vragen maar mijn zoon
wil weg. Die vragen stellen wij maar lekker op een ander moment, maar
dan wel als hij er niet bij is. Wanneer wij iets van een
levensverwachting willen weten prima, maar hij wil dat wij dat dan
voor ons houden.
Vragen in een kille ruimte
De volgende dag gaan wij nog een keer
naar het ziekenhuis. Deze keer zonder mijn zoon. We zijn buiten de spreekuren om op de poli in het
ziekenhuis. Nergens mensen in de gangen. Wat een bizarre situatie... Dan gaan we een kale kille ruimte in en ik voel dat mijn adem niet lekker
zit. Ik voel paniek al probeer ik kalm en sterk te zijn. We
mogen onze vragen stellen die ineens veel minder lijken te zijn dan een dag eerder. De
arts lijkt op dat moment net als gisteren emotieloos voor mij. En later bedenk
ik mij dat dat ook niet anders kan. Hoe zouden hij en zijn collega's
anders hun werk moeten volhouden en kunnen blijven doen? Maar emoties
wel of niet aanwezig, zichtbaar of niet? Wat moet het ook enorm zwaar
zijn om zo'n slechtnieuwsgesprek te moeten voeren.